Vergelijkende psychologie is de tak van de psychologie die zich bezighoudt met de studie van het gedrag van dieren. Modern onderzoek naar diergedrag begon met het werk van Charles Darwin en Georges Romanes, en het vakgebied is uitgegroeid tot een multidisciplinair onderwerp. Tegenwoordig dragen biologen, psychologen, antropologen, ecologen, genetici en vele anderen bij aan de studie van het gedrag van dieren.
Vergelijkende psychologie gebruikt vaak een vergelijkende methode om diergedrag te bestuderen. De vergelijkende methode omvat het vergelijken van de overeenkomsten en verschillen tussen soorten om inzicht te krijgen in evolutionaire relaties. De vergelijkende methode kan ook worden gebruikt om moderne diersoorten te vergelijken met oude soorten.
Een korte geschiedenis
Pierre Flourens, een leerling van Charles Darwin en George Romanes, werd de eerste die de term in zijn boek gebruikte Vergelijkende psychologie (Psychologie Comparée), die in 1864 werd gepubliceerd. In 1882 publiceerde Romanes zijn boek Dierlijke intelligentie, waarin hij een wetenschap en systeem voorstelde om dierlijk en menselijk gedrag te vergelijken. Andere belangrijke vergelijkende denkers waren C. Lloyd Morgan en Konrad Lorenz.
De ontwikkeling van vergelijkende psychologie werd ook beïnvloed door leerpsychologen, waaronder Ivan Pavlov en Edward Thorndike, en door behavioristen, waaronder John B. Watson en B.F. Skinner.
Waarom diergedrag bestuderen?
Het bestuderen van wat dieren doen en het vergelijken van verschillende soorten kan nuttige informatie opleveren over menselijk gedrag.
Inzicht krijgen in evolutionaire processen. De Vereniging voor Gedragsneurowetenschappen en Vergelijkende Psychologie, een afdeling van de American Psychological Association, suggereert dat het kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen menselijk en dierlijk gedrag ook nuttig kan zijn om inzicht te krijgen in ontwikkelings- en evolutionaire processen.
Informatie generaliseren naar mensen. Een ander doel van het bestuderen van het gedrag van dieren in de hoop dat sommige van deze waarnemingen kunnen worden veralgemeend naar menselijke populaties. Historisch gezien zijn dierstudies gebruikt om te suggereren of bepaalde medicijnen veilig en geschikt kunnen zijn voor mensen, of bepaalde chirurgische procedures bij mensen kunnen werken en of bepaalde leerbenaderingen nuttig kunnen zijn in klaslokalen.
Denk aan het werk van leer- en gedragstheoretici. Ivan Pavlovs conditioneringsstudies met honden toonden aan dat dieren kunnen worden getraind om te kwijlen bij het geluid van een bel. Dit werk werd vervolgens overgenomen en toegepast op trainingssituaties met mensen. Het onderzoek van B.F. Skinner met ratten en duiven leverde waardevolle inzichten op in de operante conditioneringsprocessen die vervolgens konden worden toegepast op situaties met mensen.
Ontwikkelingsprocessen bestuderen. Vergelijkende psychologie is ook beroemd om ontwikkelingsprocessen te bestuderen. In de bekende inprentingsexperimenten van Konrad Lorenz ontdekte hij dat ganzen en eenden een kritieke ontwikkelingsperiode hebben waarin ze zich moeten hechten aan een ouderfiguur, een proces dat inprenting wordt genoemd. Lorenz ontdekte zelfs dat hij de vogels kon laten inprenten op zichzelf. Als de dieren deze vitale kans zouden missen, zouden ze later in hun leven geen gehechtheid ontwikkelen.
In de jaren vijftig voerde psycholoog Harry Harlow een reeks verontrustende experimenten uit met het ontberen van moeders. Zuigeling-rhesusapen werden van hun moeder gescheiden. In sommige variaties van de experimenten zouden de jonge apen worden grootgebracht door 'moeders' van draad. De ene moeder was bedekt met een doek terwijl de andere voor voedsel zorgde. Harlow ontdekte dat de apen in de eerste plaats de troost van de lakenmoeder zochten in plaats van de voeding van de draadmoeder.
De resultaten van Harlow's experimenten gaven aan dat deze vroege maternale deprivatie leidde tot ernstige en onomkeerbare emotionele schade. De achtergestelde apen werden niet in staat om sociaal te integreren, niet in staat om gehechtheden te vormen en waren ernstig emotioneel gestoord. Het werk van Harlow is gebruikt om te suggereren dat menselijke kinderen ook een kritisch venster hebben om gehechtheden te vormen. Wanneer deze gehechtheid niet wordt gevormd tijdens de eerste jaren van de kindertijd, suggereren psychologen, kan dit op lange termijn emotionele schade tot gevolg hebben.
Belangrijke onderwerpen van belang
Vergelijkende psychologen richten zich soms op individueel gedrag van bepaalde diersoorten, zoals primaten, om meer te leren over onderwerpen als persoonlijke verzorging, spelen, nestelen, hamsteren, eten en bewegingsgedrag. Andere onderwerpen die vergelijkende psychologen zouden kunnen bestuderen, zijn onder meer reproductief gedrag, imprinting, sociaal gedrag, leren, bewustzijn, communicatie, instincten en motivaties.
Vergelijkende psychologen bestuderen vaak:
- Evolutie: hoe evolutionaire processen hebben bijgedragen aan bepaalde gedragspatronen
- Erfelijkheid: hoe genetica bijdraagt aan gedrag
- Aanpassing en leren: hoe de omgeving bijdraagt aan gedrag
- Paring: hoe verschillende soorten zich voortplanten
- Ouderschap: hoe ouderlijk gedrag bijdraagt aan het gedrag van nakomelingen
Een woord van Verywell
De studie van dierlijk gedrag kan leiden tot een dieper en breder begrip van de menselijke psychologie. Onderzoek naar het gedrag van dieren heeft geleid tot tal van ontdekkingen over menselijk gedrag, zoals het onderzoek van Ivan Pavlov naar klassieke conditionering of het werk van Harry Harlow met resusapen. Studenten biologische wetenschappen en sociale wetenschappen kunnen baat hebben bij het bestuderen van vergelijkende psychologie.