Freuds theorie van de id in de psychologie

Inhoudsopgave:

Anonim

Volgens de psychoanalytische persoonlijkheidstheorie van Sigmund Freud is het id de persoonlijkheidscomponent die bestaat uit onbewuste psychische energie die werkt om fundamentele driften, behoeften en verlangens te bevredigen.

Overzicht

Het id werkt op basis van het plezierprincipe, dat onmiddellijke bevrediging van behoeften vereist. Het id is een van de drie belangrijkste componenten van persoonlijkheid die door Freud zijn gepostuleerd: het id, het ego en het superego.

Een goed begrip van Freuds psychodynamische perspectief is belangrijk bij het leren over de geschiedenis van de psychologie. Je ziet misschien ook vaak verwijzingen naar het id, ego en superego in de populaire cultuur en filosofie.

Wanneer verschijnt de id?

Freud vergeleek persoonlijkheid met een ijsberg. Wat je boven water ziet, is eigenlijk maar een heel klein stukje van de hele ijsberg, waarvan het meeste onder water verborgen is. Het topje van de ijsberg boven het water staat voor bewust bewustzijn.

Het grootste deel van de ijsberg onder het water symboliseert de onbewuste geest waar alle verborgen verlangens, gedachten en herinneringen bestaan. Het is in het onbewuste dat het id verblijft.

Het id is volgens Freud het enige deel van de persoonlijkheid dat bij de geboorte aanwezig is. Hij suggereerde ook dat deze primitieve component van de persoonlijkheid geheel in het onbewuste bestond. Het id fungeert als de drijvende kracht van persoonlijkheid. Het streeft er niet alleen naar om de meest elementaire behoeften van mensen te vervullen, waarvan er vele rechtstreeks verband houden met overleven, het biedt ook alle van de energie die nodig is om persoonlijkheid te stimuleren.

Tijdens de kindertijd, voordat de andere componenten van de persoonlijkheid zich beginnen te vormen, worden kinderen volledig geregeerd door het id. Het voldoen aan de basisbehoeften aan eten, drinken en comfort is van het grootste belang.

Naarmate mensen ouder worden, zou het natuurlijk behoorlijk problematisch zijn als ze zouden handelen om aan de behoeften van het id te voldoen wanneer ze een drang, behoefte of verlangen voelden. Het id bevat alle levens- en doodsinstincten, waarvan Freud geloofde dat ze helpen om gedrag af te dwingen. Dit aspect van persoonlijkheid verandert niet naarmate mensen ouder worden. Het blijft infantiel, instinctief en primair. Het strookt niet met de realiteit of logica of sociale normen. Het streeft alleen naar het bevredigen van de meest elementaire behoeften en verlangens van een individu.

De id en persoonlijkheid

Gelukkig ontwikkelen de andere componenten van de persoonlijkheid zich naarmate we ouder worden, waardoor we de eisen van het identiteitsbewijs kunnen beheersen en ons op sociaal aanvaardbare manieren kunnen gedragen.

Het ego komt uiteindelijk te voorschijn om te matigen tussen de driften van het id en de eisen van de realiteit.

Het superego, of het aspect van de persoonlijkheid dat geïnternaliseerde waarden en moraal omvat, komt naar voren om te proberen het ego te dwingen op een meer deugdzame manier te handelen. Het ego moet dan omgaan met de concurrerende eisen die worden gesteld door het id, het superego en de realiteit.

Hoe de ID werkt

Het id handelt volgens het lustprincipe, dat is het idee dat onmiddellijk aan behoeften moet worden voldaan. Als je honger hebt, stuurt het genotsprincipe je om te eten. Als je dorst hebt, motiveert het je om te drinken. Maar je kunt je verlangens natuurlijk niet altijd meteen bevredigen. Soms moet je wachten tot het juiste moment of totdat je toegang hebt tot de dingen die aan je behoeften voldoen.

Als je niet meteen in een behoefte kunt voorzien, ontstaat er spanning. Het id vertrouwt op het primaire proces om de spanning tijdelijk te verlichten. Het primaire proces omvat het creëren van een mentaal beeld door dagdromen, fantaseren, hallucineren of een ander proces. Als je bijvoorbeeld dorst hebt, begin je misschien te fantaseren over een groot, koud glas ijswater.

Als je honger hebt, begin je misschien te denken aan het bestellen van je favoriete gerecht bij je favoriete restaurant. Door dit te doen, ben je in staat om te gaan met de spanning die wordt gecreëerd door de drang van de id totdat je realistisch in staat bent om aan die behoeften te voldoen.

Opmerkingen over de id

In zijn boek uit 1933 Nieuwe introductiecolleges over psychoanalyse, Freud beschreef de id als het 'donkere, ontoegankelijke deel van onze persoonlijkheid'. De enige echte manier om het id te observeren, suggereerde hij, was om de inhoud van dromen en neurotische gedragsaanwijzingen te bestuderen.

Freuds opvatting van het id was dat het een reservoir van instinctieve energie was, aangedreven door het genotsprincipe dat ernaar streeft onze meest elementaire behoeften te vervullen.

Freud vergeleek het ook met een "ketel van ziedende opwinding" en beschreef het id als zonder echte organisatie. Dus, hoe werken de id en het ego op elkaar in?

Freud vergeleek hun relatie met die van paard en ruiter. Het paard levert de energie die hen vooruit drijft, maar het is de ruiter die deze krachtige bewegingen begeleidt om richting te bepalen. Soms kan de berijder echter de controle verliezen en merkt hij dat hij gewoon meegaat voor de rit. Met andere woorden, soms moet het ego het id gewoon in de richting sturen die het wil.

Een woord van Verywell

Freuds opvattingen over persoonlijkheid blijven controversieel, maar een basiskennis ervan is belangrijk bij de bespreking van psychoanalyse en de praktijk van de psychologie.