Mensen onthouden dingen op verschillende manieren. Iconisch geheugen omvat het geheugen van visuele stimuli. Het woord iconisch verwijst naar een icoon, dat een picturale representatie of afbeelding is. Icoongeheugen is hoe de hersenen een beeld onthouden dat je in de wereld om je heen hebt gezien.
Kijk bijvoorbeeld naar een object in de kamer waarin je je nu bevindt, sluit dan je ogen en visualiseer dat object. Het beeld dat u in uw hoofd 'ziet' is uw iconische herinnering aan die visuele prikkels. Iconisch geheugen maakt deel uit van het visuele geheugensysteem dat het langetermijngeheugen en het visuele kortetermijngeheugen omvat.
Iconisch geheugen is een type zintuiglijk geheugen dat slechts enkele milliseconden meegaat voordat het vervaagt.
Voorbeelden van iconisch geheugen
Je werpt een blik op de telefoon van een vriend terwijl ze door haar Facebook-nieuwsfeed scrolt. Je ziet iets terwijl ze er snel langs duimt, maar je kunt je ogen sluiten en heel kort een afbeelding van het item visualiseren.
Je wordt 's nachts wakker om een slok water te halen en het keukenlicht aan te doen. Bijna onmiddellijk brandt de lamp uit en laat je in duisternis achter, maar je kunt je kort voorstellen hoe de kamer eruit zag vanaf de glimp die je kon opvangen.
U rijdt op een avond naar huis als een hert voor u de weg oversteekt. U kunt onmiddellijk een beeld visualiseren van het hert dat over de weg schiet, verlicht door uw koplampen.
De rol van iconisch geheugen bij veranderingsblindheid
Er wordt aangenomen dat iconisch geheugen een rol speelt bij veranderingsblindheid, of het onvermogen om veranderingen in een visuele scène te detecteren. In experimenten hebben onderzoekers aangetoond dat mensen moeite hebben om verschillen in twee visuele scènes te detecteren wanneer ze worden onderbroken door een kort interval. Onderzoekers suggereren dat de korte onderbreking het iconische geheugen effectief wist, waardoor het veel moeilijker wordt om vergelijkingen te maken en veranderingen op te merken.
Sperlings experimenten met iconisch geheugen
In 1960 voerde George Sperling experimenten uit om het bestaan van visueel sensorisch geheugen aan te tonen. Hij was ook geïnteresseerd in het onderzoeken van de capaciteit en de duur van dit type geheugen. In de experimenten van Sperling liet hij een reeks letters op een spiegeltachistoscoop aan deelnemers zien. Deze letters waren slechts een fractie van een seconde zichtbaar, maar de proefpersonen konden in ieder geval een deel van de letters herkennen. Slechts weinigen konden echter meer dan vier of vijf letters identificeren.
De resultaten van deze experimenten suggereerden dat het menselijke visuele systeem in staat is om informatie vast te houden, zelfs als de blootstelling zeer kort is. De reden waarom er zo weinig letters konden worden onthouden, suggereerde Sperling, was omdat dit type geheugen zo vluchtig is.
In aanvullende experimenten gaf Sperling aanwijzingen om herinneringen aan de letters op te wekken. Letters werden in rijen gepresenteerd en de deelnemers werd gevraagd om alleen de bovenste, middelste of onderste rij te herinneren. De deelnemers konden de gevraagde letters relatief gemakkelijk onthouden, wat suggereert dat de beperkingen van dit type visueel geheugen ons ervan weerhouden om alle letters terug te roepen. We zien en registreren ze, meende Sperling, maar de herinneringen vervagen gewoon te snel om ze weer op te roepen.
In 1967 bestempelde psycholoog Ulric Neisser deze vorm van snel vervagend visueel geheugen als iconisch geheugen.