Borderline persoonlijkheidsstoornis (BPD) wordt geassocieerd met een aantal verschillende tekenen en symptomen. Om de diagnose BPS te krijgen, moet een persoon aan slechts vijf van de in totaal negen diagnostische criteria voldoen, wat betekent dat BPS bij de ene persoon er heel anders uit kan zien dan BPS bij de andere. Dit heeft ertoe geleid dat sommige deskundigen zich afvroegen of er eigenlijk verschillende soorten borderline-persoonlijkheden.
BPS-subtypen in populaire media
In populaire media en boeken over poppsychologie wordt veel gesproken over verschillende BPS-subtypen. Bijvoorbeeld in haar boek De borderline-moeder begrijpen, Dr. Christine Lawson, beschrijft vier subtypes van moeders met BPS: de Waif (hulpeloos), de kluizenaar (angstig/vermijdend), de koningin (controlerend) en de heks (sadistisch).
In De essentiële familiegids voor borderline-persoonlijkheidsstoornis door Randi Kreger worden mensen met een borderline-stoornis gegroepeerd in lager functionerende/conventionele typen versus hoger functionerende/onzichtbare typen.
Van het conventionele type wordt beschreven dat het veel zelfdestructief gedrag vertoont waarvoor frequente ziekenhuisopname nodig is, en zeer slecht functioneert, wat betekent dat hij of zij mogelijk niet in staat is om te werken of naar school te gaan. De auteur noemt dit zelfdestructief gedrag 'inspelen', een idee dat correleert met het concept van internaliserende symptomen.
Daarentegen wordt het onzichtbare type beschreven als goed functionerend in de meeste contexten, maar betrokken bij veel 'acteren'-gedrag, zoals verbaal geweld, kritiek op anderen of gewelddadig worden. Deze beschrijving correleert goed met het concept van externaliserende symptomen.
Deze subtypen van borderline-stoornis in de populaire literatuur zijn afgeleid van de eigen deskundige meningen van de auteurs over het bestaan van verschillende typen borderline-persoonlijkheden. Meer recentelijk hebben onderzoekers geprobeerd een kwantitatieve benadering te volgen om subtypes van BPS te beschrijven. Het onderzoek naar het onderwerp schetst een ingewikkelder beeld.
Onderzoek naar subtypen
Het onderzoek naar het bestaan van subtypes van BPS is gemengd.
Sommige onderzoeken hebben aangetoond dat BPS kan worden behandeld als een uniforme diagnostische entiteit zonder de aanwezigheid van duidelijke subtypen. Maar andere studies hebben enkele subtypes van BPS geïdentificeerd.
Eén studie, waarin typen borderline-persoonlijkheden werden onderzocht op basis van patronen van gelijktijdig voorkomende persoonlijkheidsproblemen, identificeerde drie subtypen van BPS die overeenkomen met de drie clusters van persoonlijkheidsstoornissen in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: Cluster A, Cluster B en Cluster C. Degenen in de subgroep Cluster A hadden de neiging om meer paranoïde te denken en excentriek gedrag te vertonen, die in B hadden de neiging om meer dramatische of arrogante persoonlijkheden te hebben en die in C waren meer angstig.
Een andere studie die BPS-subtypes onderzocht bij adolescente jongens en meisjes met BPS, vond betrouwbare subtypes bij meisjes, maar niet bij jongens. Meisjes met BPS hadden de neiging om in een van de volgende categorieën te vallen: hoogfunctionerend internaliserend, depressief internaliserend, theatraal en boos externaliserend.
Een derde studie vond drie BPS-subtypes: teruggetrokken-internaliserend, ernstig gestoord-internaliserend en angstig-externaliserend. Interessant is dat deze laatste twee studies suggereren dat het onderscheid tussen internaliserende versus externaliserende symptomen en hoog versus laag functioneren een belangrijk verschil kan zijn in BPS, en kan gedeeltelijk een deel van de populaire psychologieliteratuur over het onderwerp valideren.
Vanwege de inconsistenties in de onderzoeksliteratuur is er veel meer onderzoek nodig over dit onderwerp.
Gevolgen van BPS-behandeling
Ten minste één onderzoek heeft aangetoond dat personen met verschillende vormen van BPS anders kunnen reageren op de behandeling. In deze studie zagen individuen van het ernstig gestoorde-internaliserende subtype geen verbetering van de symptomen met behandeling, terwijl degenen in de angstig-externaliserende en teruggetrokken-internaliserende subtypes dat wel deden.
Dit suggereert dat de prognose voor BPS kan verschillen, afhankelijk van het subtype waartoe een persoon behoort. Er is echter veel meer onderzoek nodig voordat we iets definitiefs kunnen zeggen over de differentiële behandelingsrespons.