Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) wordt gedefinieerd door drie verschillende subtypen:
- Het overwegend onoplettende type
- Het overwegend hyperactief-impulsieve type
- Het gecombineerde type
Sommige personen met het overwegend onoplettende type ADHD vertonen ook een subset van symptomen die worden gekenmerkt door traag-lethargisch gedrag en mentale wazigheid. Het is deze subset van kenmerken die is beschreven als "traag cognitief tempo" (of SCT).
Symptomen van SCT zijn onder meer:
- Slaperigheid
- Vaak dagdromen
- Vaak staren in de ruimte
- Mentale mistigheid
- Slecht geheugen ophalen
- Traag-lusteloos gedrag
- Trage verwerking van informatie
- Sociale passiviteit, terughoudendheid en terugtrekking
- De neiging om gemakkelijk in de war te raken
Mensen met SCT hebben vaak moeite met het oplossen van problemen, zelforganisatie, zelfinitiatie en het verwerken van concurrerende informatiebronnen. Ze worden vaak gekenmerkt als hypoactief (minder actief).
SCT-symptomen en DSM-geschiedenis
De Diagnostische en statistische handleiding voor geestelijke aandoeningen (DSM), uitgegeven door de American Psychiatric Association, is de standaardhandleiding voor beoordeling en diagnose van psychische stoornissen die wordt gebruikt door professionals in de geestelijke gezondheidszorg in de Verenigde Staten. De DSM somt verschillende criteria op die vereist zijn voor diagnose.
Symptomen van een trage cognitieve stijl werden voor het eerst geassocieerd met ADHD in de derde editie van de DSM, gepubliceerd in 1980. De DSM-III gebruikte de term "aandachtstekortstoornis" (ADD) en breidde het begrip van de stoornis uit, in het besef dat beperkingen in aandacht kan los van impulsiviteit en hyperactiviteit optreden.
In de DSM-III werden twee subtypes geïdentificeerd: ADD met hyperactiviteit en ADD zonder hyperactiviteit. Het subtype ADD zonder hyperactiviteit was niet echt een weerspiegeling van "pure onoplettendheid", zoals de naam al aangeeft, omdat kinderen nog steeds aanzienlijke problemen met impulsiviteit moesten vertonen.
Bij de publicatie van een herziene derde editie van de DSM-handleiding (DSM-III-R) in 1987 werden de symptomen van onoplettendheid, impulsiviteit en hyperactiviteit niet gescheiden, maar werden alle drie de primaire symptomen als een groep aangepakt. Er werden twee categorieën geïdentificeerd: aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en ongedifferentieerde aandachtstekortstoornis.
In 1994 verdeelde de vierde editie symptomen in twee categorieën: onoplettendheid en hyperactiviteit/impulsiviteit. De drie huidige subtypes van ADHD werden geïdentificeerd: overwegend onoplettend type, overwegend hyperactief-impulsief type en het gecombineerde type.
Trage cognitieve symptomen zijn niet vertegenwoordigd in de huidige DSM omdat is gevonden dat ze slechts een zwakke associatie hebben met de andere onoplettendheidssymptomen.
Onoplettendheid en SCT begrijpen
Onoplettendheid is vaak een weerspiegeling van afleiding. Huidige diagnostische criteria voor de onoplettendheid geassocieerd met ADHD zijn onder meer:
- Geeft vaak niet veel aandacht aan details of maakt slordige fouten op het werk, bij schoolwerk of andere activiteiten
- Heeft vaak moeite om de aandacht vast te houden bij taken of activiteiten
- Lijkt vaak niet te luisteren wanneer er rechtstreeks tegen wordt gesproken
- Volgt instructies vaak niet op; begint met taken maar verliest snel de focus en wordt gemakkelijk afgeleid; slaagt er niet in om schoolwerk, huishoudelijke taken of taken op de werkplek af te maken
- Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten
- Vermijdt vaak, heeft een hekel aan of is terughoudend in het uitvoeren van taken die aanhoudende mentale inspanning vereisen
- Verliest vaak dingen die nodig zijn voor taken en activiteiten (zoals schoolopdrachten, potloden, boeken, sleutels, portemonnee, bril, papierwerk, enz.)
- Wordt vaak gemakkelijk afgeleid door prikkels van buitenaf
- Is vaak vergeetachtig bij dagelijkse activiteiten, klusjes, etc.
Kinderen en volwassenen met het trage cognitieve tempo (SCT) cluster van symptomen hebben de neiging om een ander soort onoplettendheid te vertonen die meer een dagdromerig, hypoactief en passief gevoel heeft, in tegenstelling tot een afleidbare kwaliteit. Personen met SCT hebben de neiging om minder openlijke, externaliserende symptomen en meer internaliserende symptomen van angst, depressie, sociale terugtrekking en meer informatieverwerkingstekorten te vertonen.
Hoewel SCT wordt beschouwd als een aparte, onderscheiden stoornis van ADHD, met verschillende oorzaken en behandelingsbenaderingen, komt SCT vaak samen met ADHD voor.