Met een toenemend aantal veteranen die getroffen zijn door de verschrikkingen van de oorlog en de trieste realiteit van de trauma's van het dagelijks leven, is posttraumatische stressstoornis (PTSS) een veelvoorkomend probleem. Hoewel de prevalentie van PTSS kan variëren, wordt geschat dat ongeveer 7,8% van de mensen op een bepaald moment in hun leven PTSS ervaart. Psychotherapie, ook wel 'praattherapie' genoemd, is een populaire vorm van behandeling voor deze aandoening. Bewijs uit één onderzoek toont aan dat gesprekstherapie daadwerkelijk biologische veranderingen kan veroorzaken bij patiënten met PTSS.
Wat is posttraumatische stressstoornis?
PTSS is een psychiatrische stoornis die kan optreden na blootstelling aan een levensbedreigende stressor of trauma. Veelvoorkomende voorbeelden van dergelijke stressoren zijn oorlog, verkrachting en ernstige ongevallen. Niet iedereen die wordt blootgesteld aan trauma ontwikkelt PTSS. Mensen die door PTSS worden getroffen, ervaren vaak nachtmerries, flashbacks van de traumatische gebeurtenis, slaapproblemen en een algemeen gevoel van gevoelloosheid en hypervigilantie, naast andere symptomen.
Eén onderzoek naar gesprekstherapie en PTSS
Een paper uit december 2013 gepubliceerd in Biologische Psychiatrie bespreekt onderzoek naar de effecten van cognitieve gedragstherapie (CGT) op patiënten met PTSS. Onderzoekers van het Nationaal Instituut voor Psychiatrie en Verslaving en de Universiteit van Szeged in Hongarije bestudeerden een groep van 39 patiënten die voldeden aan de criteria voor PTSS en vergeleken ze met 31 personen die waren blootgesteld aan trauma maar geen PTSS hadden. De patiënten met PTSS kregen 12 weken CGT, terwijl de vergelijkingsgroep zonder PTSD geen therapie kreeg.
De onderzoekers maten de volumes van bepaalde hersengebieden met behulp van magnetische resonantie beeldvorming en namen bloedmonsters om veranderingen in de expressie van een gen te meten, FKBP5, waarvan is gevonden dat het verband houdt met de ontwikkeling van PTSS en wordt geïmpliceerd in de regulatie van stresshormonen. Deze metingen werden gedaan bij alle deelnemers voor en na de periode van 12 weken.
Resultaten van het onderzoek
In overeenstemming met eerder onderzoek bleken de patiënten met PTSS aan het begin van het onderzoek een lagere FKBP5 genexpressie en kleinere hersengebieden die betrokken zijn bij emotionele regulatie, leren en geheugen, zoals de hippocampus, in vergelijking met de controlegroep. Na de 12-weken durende CGT, echter, FKBP5 genexpressie was hoger en het volume van de hippocampus was toegenomen.
De mate waarin hun FKBP5 genexpressie hoger was en het volume van de hippocampus was toegenomen, was voorspellend voor hun verbetering in de vermindering van hun PTSS-symptomen in het algemeen.
Implicaties van de studie
De implicaties van deze studie tonen de kracht aan van psychologische interventies zoals psychotherapie en in het bijzonder CGT voor de slopende stoornis van PTSS. Psychotherapie helpt mensen niet alleen om zich beter te voelen, maar dit bewijs suggereert dat het cruciale onderliggende biologische processen kan moduleren bij mensen die aan PTSS lijden. Dit onderzoek draagt bij aan een groeiende hoeveelheid literatuur die steeds meer aantoont over het bestaan van neuroplasticiteit, het vermogen van de hersenen om door ervaring te veranderen. Deze resultaten tonen aan dat de schade aan de hersenen die verband houdt met PTSD in feite omkeerbaar kan zijn.
Dit onderzoek biedt veel hoop en toekomstige richtingen in de studie en behandeling van PTSS.