Ego als het rationele deel van persoonlijkheid

Inhoudsopgave:

Anonim

Volgens Sigmund Freud maakt het ego deel uit van de persoonlijkheid die de eisen van het id, het superego en de realiteit bemiddelt. Freud beschreef de id als het meest basale deel van de persoonlijkheid dat mensen aanspoort om hun meest primaire behoeften te vervullen. Het superego daarentegen is het moralistische deel van de persoonlijkheid dat zich later in de kindertijd vormt als gevolg van opvoeding en sociale invloeden. Het is de taak van het ego om een ​​evenwicht te vinden tussen deze twee die vaak om krachten strijden en ervoor te zorgen dat het voldoen aan de behoeften van het id en het superego overeenkomt met de eisen van de realiteit.

Een nadere blik op het ego

Het ego verhindert ons om te handelen op basis van onze fundamentele driften (gecreëerd door het id), maar werkt ook om een ​​evenwicht te bereiken met onze morele en idealistische normen (gecreëerd door het superego). Terwijl het ego zowel in het voorbewuste als in het bewuste opereert, sterke banden met het id betekent dat het ook in het onbewuste opereert.

Het ego werkt op basis van het realiteitsprincipe, dat werkt om de verlangens van de id te bevredigen op een manier die realistisch en sociaal passend is. Als iemand je bijvoorbeeld afsnijdt in het verkeer, voorkomt het ego dat je de auto achtervolgt en fysiek aanvallen van de overtredende bestuurder. Het ego laat ons inzien dat deze reactie sociaal onaanvaardbaar zou zijn, maar het stelt ons ook in staat te weten dat er andere geschiktere middelen zijn om onze frustratie te uiten.

Freuds opmerkingen over het ego E

In zijn boek uit 1933 Nieuwe introductiecolleges over psychoanalyse, Freud vergeleek de relatie tussen de id en het ego met die van een paard en een ruiter. Het paard vertegenwoordigt de id, een krachtige kracht die de energie levert om voorwaartse beweging voort te stuwen. De rijder vertegenwoordigt het ego, de leidende kracht die de kracht van het id naar een doel stuurt.

Freud merkte echter op dat deze relatie niet altijd verliep zoals gepland. In minder ideale situaties kan een ruiter gewoon meegaan voor de rit, omdat hij zijn paard toestaat in de richting te gaan die het dier wil gaan.

Net zoals een ruiter misschien niet altijd in staat is een paard onder controle te houden, kunnen de oerdrang van de id soms te krachtig zijn voor het ego om in toom te houden.

In haar eigen boek uit 1936 Het ego en de verdedigingsmechanismen, Anna Freud dat alle verdedigingen van het ego tegen het id achter de schermen werden uitgevoerd. Deze maatregelen tegen het id staan ​​bekend als de afweermechanismen, die stil en onzichtbaar door het ego worden uitgevoerd.

Hoewel we de verdedigingswerken niet in actie kunnen zien, suggereerde Anna Freud dat ze achteraf bekeken konden worden. Verdringing is een voorbeeld. Wanneer iets vanuit het bewustzijn wordt onderdrukt, is het ego zich er niet van bewust dat de informatie ontbreekt. Het is pas later wanneer duidelijk wordt dat een stukje informatie of geheugen weg is, dat de acties van het ego duidelijk worden.

Citaten over het ego

Soms helpt het om naar de oorspronkelijke bron van deze ideeën te kijken om een ​​beter perspectief op het onderwerp te krijgen. Dus wat had Freud te zeggen over zijn concept van het ego? Hij schreef uitgebreid over het ego en de relatie met andere aspecten van persoonlijkheid.

Hier zijn slechts een paar van zijn bekendere citaten over het ego:

Over de oorsprong van het ego

"Het is gemakkelijk in te zien dat het ego dat deel van het id is dat is gewijzigd door de directe invloed van de buitenwereld." (Sigmund Freud, 1923, Van Het ego en de id)

Over de invloed van het ego

"Het ego is geen meester in zijn eigen huis." (Sigmund Freud, 1917, Van Een moeilijkheid op het pad van psychoanalyse)

"Het ego vertegenwoordigt wat we rede en gezond verstand noemen, in tegenstelling tot het id dat de passies bevat." (Sigmund Freud, 1923, Van Het ego en de id)

"Het arme ego heeft het nog moeilijker; het moet drie harde meesters dienen, en het moet zijn best doen om de eisen en eisen van alle drie te verzoenen … De drie tirannen zijn de externe wereld, het superego en de ID kaart." (Sigmund Freud, 1932, Van Nieuwe introductiecolleges over psychoanalyse)

"Naar buiten toe lijkt het ego in ieder geval duidelijke en scherpe scheidslijnen te handhaven. Er is maar één staat - weliswaar een ongebruikelijke staat, maar niet een die als pathologisch kan worden gestigmatiseerd - waarin het dit niet doet. Op het hoogtepunt van verliefdheid dreigt de grens tussen ego en object weg te smelten.Tegen al zijn zintuigen in verklaart een verliefde man dat "ik" en "jij" één zijn, en bereid is zich te gedragen als als het een feit was." (Sigmund Freud, 1929, Van Beschaving en haar ontevredenheid)

Wat is persoonlijkheid?