De formele operationele fase is de vierde en laatste fase van Jean Piagets theorie van cognitieve ontwikkeling. Het begint op ongeveer 12-jarige leeftijd en duurt tot in de volwassenheid.
Op dit punt in de ontwikkeling wordt het denken veel geavanceerder en geavanceerder. Kinderen kunnen nadenken over abstracte en theoretische concepten en logica gebruiken om creatieve oplossingen voor problemen te bedenken. Vaardigheden zoals logisch denken, deductief redeneren en systematische planning komen ook naar voren tijdens deze fase
Onderzoek van Piaget
Piaget testte het formele operationele denken op een paar verschillende manieren. Twee van de bekendere tests onderzochten fysieke conceptualisering en de abstractie van het denken.
Evenwicht conceptualiseren
Eén taak was om kinderen van verschillende leeftijden een weegschaal te laten balanceren door gewichten aan elk uiteinde te haken. Om de weegschaal in evenwicht te brengen, moesten de kinderen begrijpen dat zowel de zwaarte van de gewichten als de afstand tot het midden een rol speelden.
Jongere kinderen in de leeftijd van 3 en 5 jaar konden de taak niet voltooien omdat ze het concept evenwicht niet begrepen. Zevenjarigen wisten dat ze de weegschaal konden aanpassen door aan elk uiteinde gewichten te plaatsen, maar begrepen niet dat het ook belangrijk was waar ze de gewichten neerzetten. Op 10-jarige leeftijd hielden de kinderen rekening met zowel locatie als gewicht, maar moesten ze met vallen en opstaan tot het juiste antwoord komen.
Pas rond de leeftijd van 13 konden kinderen logica gebruiken om een hypothese te vormen over waar ze de gewichten moesten plaatsen om de weegschaal in evenwicht te brengen en vervolgens de taak te voltooien.
Abstractie van ideeën
In een ander experiment over formeel operationeel denken vroeg Piaget kinderen zich voor te stellen waar ze een derde oog zouden willen plaatsen als ze er een hadden. Jongere kinderen zeiden dat ze het ingebeelde derde oog in het midden van hun voorhoofd zouden plaatsen. Oudere kinderen konden echter allerlei creatieve ideeën bedenken over waar dit hypothetische oog moest worden geplaatst en hoe het oog op verschillende manieren kon worden gebruikt.
Een oog in het midden van de hand zou bijvoorbeeld handig zijn om om de hoek te kijken. Een oog op het achterhoofd kan nuttig zijn om te zien wat er op de achtergrond gebeurt.
Creatieve ideeën vertegenwoordigen het gebruik van abstract en hypothetisch denken, beide belangrijke indicatoren van formeel operationeel denken.
deductieve logica
Piaget geloofde dat deductief redeneren noodzakelijk wordt tijdens de formele operationele fase. Deductieve logica vereist het vermogen om een algemeen principe te gebruiken om een bepaalde uitkomst te bepalen. Wetenschap en wiskunde vereisen vaak dit soort denken over hypothetische situaties en concepten.
abstracte gedachte
Terwijl kinderen in eerdere stadia de neiging hebben om heel concreet en specifiek te denken, ontstaat het vermogen om over abstracte concepten na te denken tijdens de formeel-operationele fase. In plaats van alleen te vertrouwen op eerdere ervaringen, beginnen kinderen na te denken over mogelijke uitkomsten en consequenties van acties. Dit soort denken is belangrijk bij langetermijnplanning.
Probleemoplossing
In eerdere stadia gebruikten kinderen vallen en opstaan om problemen op te lossen. Tijdens de formele operationele fase ontstaat het vermogen om een probleem systematisch op een logische en methodische manier op te lossen. Kinderen in de formeel-operationele fase van cognitieve ontwikkeling zijn vaak in staat om snel een georganiseerde aanpak voor het oplossen van een probleem te plannen.
Hypothetisch-deductief redeneren
Piaget geloofde dat wat hij 'hypothetisch-deductief redeneren' noemde, essentieel was in dit stadium van intellectuele ontwikkeling. Op dit punt zijn tieners in staat na te denken over abstracte en hypothetische ideeën. Ze denken vaak na over 'wat-als'-situaties en vragen en kunnen nadenken over meerdere oplossingen of mogelijke uitkomsten.
Terwijl kinderen in de vorige fase (concrete operaties) heel specifiek zijn in hun gedachten, worden kinderen in de formeel operationele fase steeds abstracter in hun denken.
Naarmate kinderen meer bewustzijn en begrip krijgen van hun eigen denkprocessen, ontwikkelen ze wat bekend staat als metacognitie, of het vermogen om zowel over hun gedachten als de ideeën van anderen na te denken.
Huidige waarnemingen
Over het formeel operationele stadium van cognitieve ontwikkeling zijn de volgende opmerkingen gemaakt:
- Van Neil J. Salkind, Ph.D., auteur van: Een inleiding tot theorieën over menselijke ontwikkeling: "De formeel-operationele denker heeft het vermogen om veel verschillende oplossingen voor een probleem te overwegen voordat hij handelt. Dit verhoogt de efficiëntie aanzienlijk, omdat het individu potentieel mislukte pogingen om een probleem op te lossen kan vermijden. De formeel-operationele persoon houdt rekening met ervaringen uit het verleden, huidige eisen en toekomstige consequenties bij het proberen om het succes van zijn of haar aanpassing aan de wereld te maximaliseren."
- Van Christine Brain en Priscilla Mukherji, auteurs van Kinderpsychologie begrijpen: "In de formeel-operationele fase zijn feitelijke (betonnen) objecten niet meer nodig en kunnen mentale operaties 'in het hoofd' worden ondernomen met abstracte termen. Kinderen in deze fase kunnen bijvoorbeeld vragen beantwoorden als: 'als je je kunt voorstellen iets dat uit twee grootheden bestaat, en het geheel blijft hetzelfde als één grootheid wordt vergroot, wat gebeurt er met de tweede grootheid?' Dit soort redeneren kan worden gedaan zonder na te denken over werkelijke objecten."