De controlegroep in psychologisch experiment

Inhoudsopgave:

Anonim

De controlegroep bestaat uit deelnemers die de experimentele behandeling niet krijgen. Bij het uitvoeren van een experiment worden deze mensen willekeurig toegewezen aan deze groep. Ze lijken ook sterk op de deelnemers die in de experimentele groep zitten of de personen die de behandeling krijgen.

Hoewel ze de behandeling niet krijgen, spelen ze wel een cruciale rol in het onderzoeksproces. Onderzoekers vergelijken de experimentele groep met de controlegroep om te bepalen of de behandeling effect had. Door als vergelijkingsgroep te dienen, kunnen onderzoekers de onafhankelijke variabele isoleren en kijken naar de impact die deze had.

Waarom een ​​controlegroep belangrijk is

Hoewel de controlegroep geen behandeling krijgt, speelt deze wel een cruciale rol in het experimentele proces. Deze groep dient als een benchmark, waardoor onderzoekers de experimentele groep kunnen vergelijken met de controlegroep om te zien wat voor soort impact verandert aan de geproduceerde onafhankelijke variabele.

Omdat deelnemers willekeurig in de controlegroep of in de experimentele groep zijn ingedeeld, kan worden aangenomen dat de groepen vergelijkbaar zijn.

Eventuele verschillen tussen de twee groepen zijn dus het resultaat van de manipulaties van de onafhankelijke variabele. De onderzoekers voeren bij beide groepen exact dezelfde procedures uit, met uitzondering van de manipulatie van de onafhankelijke variabele in de experimentele groep.

Voorbeeld van een controlegroep

Stel je voor dat een onderzoeker geïnteresseerd is in hoe afleiding tijdens een examen de testresultaten beïnvloedt. De onderzoeker kan beginnen met het operationeel definiëren van wat ze bedoelen met afleiding en met het vormen van een hypothese.

In dit geval zou hij afleiding kunnen definiëren als veranderingen in kamertemperatuur en geluidsniveaus. Zijn hypothese zou kunnen zijn dat studenten in een iets warmere en luidruchtigere ruimte slechter presteren dan studenten in een ruimte die zowel qua temperatuur als geluid normaal is.

Om zijn hypothese te testen, selecteert de onderzoeker een groep deelnemers die allemaal dezelfde wiskundeles volgen. Alle studenten hebben in de loop van het semester dezelfde instructie en middelen gekregen. Vervolgens wijst hij de deelnemers willekeurig toe aan de controlegroep of de experimentele groep.

Studenten in de controlegroep doen een wiskunde-examen in hun normale klaslokaal. De kamer is stil voor de duur van de test en de kamertemperatuur is ingesteld op een comfortabele 70 graden Fahrenheit.

In de experimentele groep doen studenten exact dezelfde test in exact hetzelfde klaslokaal, maar deze keer worden de onafhankelijke variabelen gemanipuleerd door de experimentator. In het naastgelegen klaslokaal wordt een reeks luide, bonkende geluiden geproduceerd, waardoor de indruk wordt gewekt dat er bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Tegelijkertijd wordt de thermostaat opgevoerd tot een zwoele 80 graden Fahrenheit.

Zoals u kunt zien, zijn de procedures en materialen die worden gebruikt in zowel de controlegroep als de experimentele groep hetzelfde.

De onderzoeker heeft dezelfde ruimte, dezelfde testafnameprocedures en dezelfde test in beide groepen gebruikt. Het enige dat verschilt, is de hoeveelheid afleiding die wordt veroorzaakt door geluidsniveaus en kamertemperatuur in de experimentele groep.

Nadat het experiment is voltooid, kan de onderzoeker de testresultaten bekijken en vergelijkingen maken tussen de controlegroep en de experimentele groep. Wat hij ontdekt is dat de testscores op het wiskunde-examen significant lager waren in de experimentele groep dan in de controlegroep. De resultaten ondersteunen zijn hypothese dat afleidingen zoals teveel lawaai en temperatuur de testscores kunnen beïnvloeden.