Instrumentele conditionering in de psychologie

Inhoudsopgave:

Anonim

Instrumentele conditionering is een andere term voor operante conditionering, een leerproces dat voor het eerst is beschreven door B.F. Skinner. Bij instrumentele conditionering worden bekrachtiging of straf gebruikt om de kans te vergroten of te verkleinen dat een gedrag in de toekomst opnieuw zal voorkomen.

Voorbeelden van operante conditionering

Als een leerling bijvoorbeeld elke keer dat ze haar hand opsteekt in de klas wordt beloond met lof, is de kans groter dat ze in de toekomst haar hand weer opsteekt.

Als ze ook wordt uitgescholden als ze voor haar beurt spreekt, is de kans kleiner dat ze de les onderbreekt. In deze voorbeelden gebruikt de leraar bekrachtiging om het handopstekende gedrag te versterken en straf om het voor de beurt praten te verzwakken.

Instrumentele conditionering wordt ook vaak gebruikt bij het trainen van dieren. Een hond trainen om handen te schudden, zou bijvoorbeeld inhouden dat elke keer dat het gewenste gedrag optreedt, een beloning wordt gegeven.

Geschiedenis van operante conditionering

psycholoog E.L. Thorndike was een van de eersten die de impact van versterking observeerde in experimenten met puzzelboxen met katten. Tijdens deze experimenten observeerde Thorndike een leerproces dat hij 'trial-and-error'-leren noemde.

De experimenten omvatten het plaatsen van een hongerige kat in een puzzeldoos, en om zichzelf te bevrijden, moest de kat uitzoeken hoe te ontsnappen. Thorndike merkte vervolgens op hoe lang het duurde voordat de katten zichzelf konden bevrijden in elke experimentele proef. Aanvankelijk hielden de katten zich bezig met ineffectieve ontsnappingsmethoden, krabben en graven aan de zijkanten of bovenkant van de doos. Uiteindelijk zou vallen en opstaan ​​​​de katten ertoe brengen om met succes de ontsnappingsroute te duwen of te trekken. Na elke opeenvolgende proef waren de katten steeds minder betrokken bij het ineffectieve ontsnappingsgedrag en reageerden ze sneller met de juiste ontsnappingsacties.

Thorndike verwees naar zijn waarnemingen als de wet van effect. De kracht van een reactie neemt toe wanneer deze onmiddellijk wordt gevolgd door een "satisfier" (reinforcer). Aan de andere kant is de kans groter dat acties die worden gevolgd door onaangename effecten, worden afgezwakt.

In Thorndike's experimenten met puzzelboxen was ontsnappen aan de doos de voldoening. Elke keer dat de katten met succes uit de box ontsnapten, werd het gedrag dat onmiddellijk aan de ontsnapping voorafging, versterkt en versterkt.

Het werk van Thorndike had een enorm effect op het latere onderzoek van B.F. Skinner naar operante conditionering. Skinner creëerde zelfs zijn eigen versie van Thorndike's puzzeldozen, die hij een operante kamer noemde, ook wel bekend als een Skinner-doos.

Hoe operante conditionering werkt

Skinner identificeerde twee belangrijke soorten gedrag. Het eerste type is het gedrag van respondenten. Dit zijn gewoon handelingen die reflexief plaatsvinden zonder dat je iets hoeft te leren. you Als je iets heets aanraakt, trek je als reactie onmiddellijk je hand terug. Klassieke conditionering richt zich op dit gedrag van respondenten.

In Pavlovs klassieke experimenten met honden was kwijlen bij de presentatie van voedsel het gedrag van de respondent. Door een verband te leggen tussen het geluid van een zoemer en de presentatie van voedsel, was Pavlov echter in staat om honden te trainen om daadwerkelijk te kwijlen bij het geluid van die zoemer.

Skinner realiseerde zich dat, hoewel klassieke conditionering zou kunnen verklaren hoe het gedrag van respondenten tot leren kan leiden, het niet elk type leren kan verklaren. In plaats daarvan suggereerde hij dat het de gevolgen van vrijwillige acties waren die tot de meeste leerresultaten leidden.

Het tweede type gedrag is wat Skinner operant gedrag noemde. Hij definieerde dit als elk vrijwillig gedrag dat inwerkt op de omgeving om een ​​reactie te creëren. Dit is het vrijwillige gedrag dat onder onze bewuste controle valt. Dit zijn ook acties die kunnen worden geleerd. De gevolgen van ons handelen spelen een belangrijke rol in het leerproces.

Versterking en straf

Skinner identificeerde twee belangrijke aspecten van het operante conditioneringsproces. Bekrachtiging dient om het gedrag te versterken, terwijl straf dient om het gedrag te verminderen. Er zijn ook twee verschillende soorten bekrachtiging en twee verschillende soorten straf

Positieve bekrachtiging omvat het presenteren van een gunstig resultaat, zoals het geven van een traktatie aan een kind nadat ze haar kamer heeft schoongemaakt.

Negatieve bekrachtiging omvat het verwijderen van een onaangename stimulus, zoals een kind vertellen dat als ze al haar aardappelen eet, ze haar broccoli niet hoeft te eten. Aangezien het kind het eten van broccoli onaangenaam vindt en het eten van de aardappelen leidt tot het wegnemen van deze ongewenste taak, wordt het eten van de aardappelen dan negatief bekrachtigd.

Positieve straf betekent het toepassen van een onaangename gebeurtenis na een gedraging. Slaan is bijvoorbeeld een veelvoorkomend voorbeeld van positieve straf. Dit type straf wordt vaak bestraffing genoemd. Een negatief gevolg wordt direct toegepast om het ongewenste gedrag te verminderen.

Negatieve straf houdt in dat je iets aangenaams wegneemt nadat een gedrag is opgetreden. Als een kind bijvoorbeeld haar kamer niet opruimt, kunnen haar ouders haar vertellen dat ze niet met haar vrienden naar het winkelcentrum kan gaan. Het wegnemen van de gewenste activiteit werkt als een negatieve bestraffing van het voorgaande gedrag.